Als je doorgewinterde biologen moet geloven, kunnen we het dierenrijk in twee hoofdcategorieën verdelen: de solitaire diersoorten en de sociale diersoorten. Tot de eerste groep behoren dieren die hoofdzakelijk alleen leven, en in de tweede categorie de dieren die leven in kuddes, scholen, troepen, kolonies, roedels en zwermen. Ook wij mensen hebben er behoefte aan om met zijn allen samen te komen, om met zijn allen één ding te doen, te beleven, te zien, te ervaren. Elke verenigingsvoorzitter weet dat.
„Sie haben das Ziel erreicht“, zegt mijn Duitse navi wanneer ik de camping links van mij zie liggen, in het Kunzenlochtal. Hier alles is perfect ´ausgeschildert´: keurige bordjes leiden mij naar De Bezemkamer, alwaar zich ook de receptie bevindt. Je moet weten dat de Harz bekend staat om zijn heksen, en dat in de nacht van 30 april op 1 mei de Walpurgisnacht wordt gevierd. In deze nacht vlogen, volgens de legende, alle heksen naar de Brocken, de hoogste berg in de Harz en vierden daar hun heksensabbat. Overal zie je dus ook bezems en in de steden hangen heksen aan ramen, deuren en zelfs aan kabels dwars over de straat.
Boven: De Einhorn van ‘ambulant terrein.nu’ verslaggeefster Kitty Madison is een voor het doel (reizen) goed uitgeruste Suzuki Jimny met in haar ‘kielzog’ een mobiel hotel.
Gelukjes. Tot mijn verbazing blijk ik helemaal alleen te staan op deze campspace even buiten Lerbach, mijn tweede basiskamp gedurende deze reis. Ook op de eerste camping, in Vlotho, kon je het aantal caravans en campers op één hand tellen en dan nóg hield je drie vingers over. Niet dat ik zoiets erg vind trouwens. In tegenstelling tot wat biologen beweren heb ik er amper behoefte aan om ´samen´ iets te doen, te ondernemen of te beleven. Ik leef en reis immers alleen. Groepen laat ik graag links liggen en het moge duidelijk zijn dat ik mijn overnachtingplekken zorgvuldig selecteer: ik heb voldoende aan een grasveld, een toilet en het is fijn als er een douche is – hoe primitief ook. Wanneer er geen entertainment is, geen activiteiten, geen muziek en al helemaal geen animatie heeft de desbetreffende campsite sowieso voor mij het pleit al gewonnen.
Tegenvallertje. Fluitend zet ik de aanhanger met daktent naast een lieflijk stromend beekje. In de verte ruist een kleine waterval. Uiteraard vergewis ik mij of dit schattige waterstroompje niet zomaar in een woest kolkende rivier kan veranderen, zoals dat wel bij uitlopen van stuwdammen kan voorkomen. Nadat ik alles zo´n beetje geïnstalleerd heb, mag ik graag even de wandelschoenen aantrekken om de directe omgeving te verkennen. Wie dacht dat de Harz prachtig fris groen is, komt helaas bedrogen uit. In plaats van duizenden groene dennenbomen kijk ik naar een waar stoppelveld. Dagelijks zijn houtvesters in de weer om dode bomen te vellen. Tientallen houtstapels liggen klaar om te worden afgevoerd, vrachtwagens rijden af en aan. De aanblik is echt troosteloos.
Minuscule tiran. De schuldige van dit alles is een verdomd klein kevertje wat luistert naar de naam ‘Buchdrucker’, of in het Nederlands de ´letterzetter´. Deze achtpotige ’terrorist’ heeft de uitermate vervelende gewoonte zijn gangen in de bast van verzwakte fijnsparren te boren, om daar in nissen de eieren af te zetten. Juist met de afgelopen te droge zomers zijn heel veel sparren in de Harz verzwakt, waardoor de plaaggeest zijn kans schoon zag. Volgens een boswachter hier is zo´n 70% van de Harz aangetast, maar zijn er ook lichtpuntjes. Struiken en loofboompjes, die door het dichte ´blader´dek amper aan het groeien toekwamen, ruiken nu hun kans. Wanneer ik ´s-nachts in mijn warme slaapzak lig, hoor ik af en toe heftig gekraak: weer gaat er een dode boom plat.
Boven: Heksen op hun karakteristieke ‘vervoermiddel’.
Route keuzes. Het is koud geweest de afgelopen nacht. Nachtvorst. De daktent, tarp en mijn Einhorn zijn wit. Het witte verliest echter onmiddellijk terrein als de zon langzaam boven de bergen uitstijgt. De primus voorziet mij van thee, en typisch Duits eet ik Nutella op brood als ontbijt. Ik ben van plan naar ´s-werelds langste hangbrug te gaan, die naast de Rappbodetalsperre hangt. Deze brug is echter volledig overbodig, want je kunt de overkant ook gewoon lopend over de stuwdam afleggen. Slimme ondernemers maken echter gebruik van het feit dat waaghalzen zónder hoogtevrees liever de brug nemen en daar ook nog voor willen betalen. Daarnaast kun je ook met de zipline afdalen. Ik, mét de eerder genoemde angst, loop wel over een voor mij veiliger route. In het dal zie ik twee enorme stalen buizen van boven naar beneden lopen, waar een waterkrachtcentrale er stroom van maakt.
Doelbewust. Het doel van mijn verblijf in Duitsland is niet om er een off-road reis van te maken. Die mogelijkheden zijn hier gewoon erg beperkt. Mijn 4×4 is echter een prima reisvoertuig, ook zonder bagger. Nee, ik heb een cultuurhistorisch doel voor ogen: wat er nog over is van het IJzeren Gordijn bezoeken. Bij Rhoden schijnt namelijk nog een wachttoren te staan. Rhoden is een klein slapend stadje dat zich genesteld heeft tussen groene heuvels en akkers. Niemand op straat, alleen een hond blaft mijn Einhorn toe. Smalle steegjes, oud vakwerk links en rechts. Een half ingestorte schuur. Rommelige erven. Nergens een grenstoren te vinden. Wel een bord dat hier vroeger de beide Duitslanden gescheiden waren, maar daar blijft het ook bij. Zowel met hulp van mijn navi als internet kom ik niet achter de exacte locatie van het eerder genoemde object. Staand op een landweggetje, mijzelf afvragend wat nu te doen, komt er plotseling een blauwe pick-up voorbij stuiven. Twee minuten later komt dezelfde wagen weer terug, maar ik steek nu mijn hand ter attentie even omhoog.
Historie. De bestuurder ervan blijkt boswachter de zijn en hij kent de grenstoren wel. Hij wil mij er zelfs heen brengen, maar dan wel off-the-road. Daar zeg ik zeker geen nee tegen. Bliksem, ik moet mijn Einhorn flink op haar staart trappen om hem bij te houden. Na tien minuten, boven op een heuvel, wijst hij naar rechts. Daar, na 400 meter, staat de toren. In een grote stofwolk verdwijnt hij weer. Die wachttoren van Rhoden is niet echt een toeristische attractie. Geen groepen mensen, geen rondleidingen – ik ben hier helemaal alleen. Ik laat de auto achter – hoewel ik min of meer legaal op het voormalige uit oude betonnen platen bestaande inspectie pad ben gebracht, loop ik uit respect de resterende afstand. Bizarre plaats hier. Bizar omdat ik hier nu in alle vrijheid kan lopen, terwijl het meer dan 30 jaar geleden mijn dood had kunnen betekenen. Het is hier weelderig groen, doordat decennialang hier geen mens kwam. De natuur kon zo haar eigen gang gaan, wat heeft geresulteerd in wat wij nu als de Groene Band kennen.
Boven: Avonturierster Kitty Madison is verantwoordelijk voor dit heerlijke reisverslag (red.)
Nog een. In Sorge krijg ik een tweede kans om de voormalige innerdeutsche Grenze van dichtbij te bekijken. Vanaf een parkeerplaats aan het spoor, waar een schitterende Overlandtruck staat, wandel ik in zuidwestelijke richting de heuvels in. In tegenstelling tot Rhoden is hier alles keurig bewegwijzerd. Niet veel later sta ik dan ook voor een verroeste en verweerde poort. Prikkeldraad lardeert het uit duizenden horizontale ruiten bestaande gaas. Achter deze poort loopt een pad, Die Lehde, bestaande uit dezelfde type betonplaten met die opvallende gaten erin zoals ik ook al in Rhoden heb gezien. Links en rechts een kale vlakte, met ook hier ´stoppels´ in de vorm van gekapte bomen. Daar in de verte, nog verscholen achter resterende bomen, moet ook een grenstoren staan.
Indrukwekkend. Wanneer ik bij het grijs geverfde bouwwerk aankom, ben ik ook op deze plek letterlijk alleen. Symbolisch raak ik de muur ervan aan. Het feit dat ik ook hier in vrijheid kan zijn kan ik maar moeilijk bevatten. Het imponeert mij enorm. Restanten hekken bestaande uit hetzelfde type gaas wat ik ook bij de poort zag. Alle moeren blijken op de bouten vast gelast. Het raakt mij zo dat ik in tranen uitbarst. Pas bij de Ring der Herinnering, een kunstwerk van Jerman Prigann wat even verderop ligt, kom ik enigszins bij. Het kunstwerk staat op een hoek waar ooit het hekwerk liep. Hier staan alleen nog de betonnen palen; het gaas en prikkeldraad ontbreken. Half verdoofd loop ik verder, de Kolonnenweg af – bestaand uit wederom oude geperforeerde betonnen platen. Een typisch DDR onderkomen voor de Grenzpolizei is er ook nog – te oordelen aan de talloze camera´s en moderne schijnwerpers staat het allesbehalve leeg. Wanneer ik terug wandel naar de parkeerplaats, valt het mij op dat de bewoners van Sorge hetzelfde type gaas waar het IJzeren Gordijn uit bestond, ook gebruiken voor van alles en nog wat.
Genieten met hoofdletters. Het is schitterend weer als ik de volgende dag verder naar het zuiden rijd, richting Thüringer Wald. Golvende gele velden vergezellen mij bij deze rit, en ik kan niet ontkennen dat ik met volle teugen geniet van deze voor mij nieuwe omgeving. Ergens bij Ruhla ligt namelijk een druipsteengrot, die ik pas na twee, drie pogingen weet te bereiken. Een nog jonge knul, het haar in een modern knotje, blijkt geoloog te zijn. Hij zal als gids fungeren bij de volgende rondleiding, die echter pas over een uur aanvangt. Ik besluit mijn bergschoenen tevoorschijn te halen en maak een korte wandeling in de omgeving. De hele natuur barst hier uit haar voegen door het uitbundige warme lentezonnetje. Kleurrijke velden waarin ik wel zou willen dansen, schitterende bloemen, een strakblauwe lucht. Het dorpje Ruhla ligt gemoedelijk slapend tussen de met paardenbloemen bezaaide heuvels. Wat is dit een mooie omgeving! Ik kan er maar geen genoeg van krijgen. Voor mijzelf is het alras duidelijk dat ik hier vaker ga komen.
Voyage to the centre of the earth? Met een blauwe bouwhelm op het hoofd sluit ik mij aan bij het kleine selecte groepje die al bij de ingang van de grot staat te wachten. Een rondleiding met vier, vijf geïnteresseerden kan ik nog prima aan. Voorzichtig dalen wij de treden af naar beneden. Alles is nat – de leuningen, de wanden… overal stroomt water. Tot mijn verbazing zijn er overal betonnen vierkante stutten aangebracht. Het lijkt alsof ik tussen de heipalen loop van de woning die hierboven op staat, maar dat is onzin natuurlijk. In deze contreien zijn heipalen niet nodig. Elektrisch licht zorgt dat de hele grot zich in een schitterend kleurenpalet aan ons tentoonstelt. In dit kunstlicht groeit zelfs mos. Ruim 42 meter diep en tot 900 meter strekken de gangen zich uit. Op diverse plaatsen zijn de bekende stalactieten, die aan het plafond hangen op plaatsen waar grondwater door het plafond sijpelt, te zien. Daaronder, op de vloer, stalagmieten. In deze grot hebben ze een stalagmiet hersteld, omdat de punt ervan was gebroken. Of zij dat nu gelijmd hebben of op een andere manier is mij niet helemaal duidelijk geworden.
Up’s en down’s. Op terugweg naar Lerbach ontwaar ik nog enkele onverharde paden. Aan de bebording te zien is dit een normale openbare weg: ik mag hier 70 km/h rijden. Dat laat je echt wel uit je hoofd, mocht je je tanden en kiezen willen behouden. Voor de tweede keer deze reis schakel ik 4WD in, hoor het vertrouwde geklik aan de voorassen en laat de Soes als een berggeit naar boven klauteren. De Garmin Overlander laat perfect zien waar ik uithang, maar niet dat dit pad ook dwars door een akker gaat. Ik peins er niet over om m´n Einhorn door het groene gewas te laten rijden, dus ik sla links af. Meer opties zijn er trouwens ook niet. Daar staat een oude Vitara JLX, half in de ´berm´ zonder echt te weten waar het pad ophoudt en de berm begint. Niemand te zien. Sowieso is de hele omgeving stil: geen boer die aan het werk is, geen geruis van auto´s, niets. Na een paar honderd meter buigt het pad naar links: een misselijkmakende helling naar beneden gaapt mij aan. Vol in de remmen. Weer geklik: de lage gearing moet mij maar even helpen. Tijd om naar de hellingshoekmeter te kijken heb ik niet – ik moet hier absoluut geen fouten maken. Langzaam maar zeker laat ik de auto de diepte in zakken.
Heksenfeest. Wanneer ik aan het einde van de middag weer terug op mijn basiskamp kom, is mijn daktent omgeven door campers en busjes. Alles staat vol! Oh ja, de Walpurgisnacht natuurlijk, en daarnaast is voor velen de 1e mei een vrije dag. Iedereen trekt er hier dan en masse op uit, als een zwerm die na het werk neerstrijkt op elke beschikbare campingplaats die maar voorhanden is. De beheerder van deze campspace had mij hiervoor al gewaarschuwd. Massaal worden vuurschalen tevoorschijn gehaald – de combinatie Duitsland en camping betekent grillen. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat ik met mijn primusje voor het avondeten een uitzondering ben. Vanaf de heuvels gezien blijkt de hele camping in het dal onder een grijze deken te liggen, hierboven ruik ik zelfs bratwurst en vlees. Van overlast is echter geen sprake. Duits eigen laat men mij met rust, muziek is er niet en de enige groepsactiviteit die amper die naam verdient is een spel waarbij houten paaltjes in de grond moeten worden omgegooid met een ander houtje – iets wat bij een hogere inname van alcohol steeds minder goed lukt.
Aangename bewustwording. Net zo snel als zij gekomen zijn, is de zwerm op de tweede mei ook weer gevlogen. Wanneer ik uit Kyffhäuserland terugkom, sta ik weer helemaal alleen op de camping. Fluitend trek ik een flesje witte wijn open, die de hele dag in het beekje op de juiste temperatuur kon komen, en kijk zo eens om mij heen. Het besef dringt langzaam tot mij door dat ik deze reis écht ontspannen onderweg ben geweest. Het lijkt erop dat ik de sleutel heb gevonden om, vanuit een soort basiskamp, toch solo onderweg te kunnen zijn. Zo´n basiskamp is een vorm van ‘zekerheidje’, een soort ´thuis´. Regen en kou hebben mij niet kunnen tegenhouden. Wat ook een zekerheidje is, is dat ik goed Duits spreek en ik dus niet met handen en voeten hoef te communiceren.
Vooropgesteld besluit. Nee, dit smaakt echt wel naar meer. Want: You´ll never never know, if you never never go!
(Een slogan uit de Northern Territory Tourism Commercial, 1994).
Tekst & fotografie: Kitty Madison.
Nice article and report. Was interesting about the tree infestation. Here in Florida we had the “Pine bark Beetles.” They would also bore into the tree and kill them. It was really bad in the late 80’s . We also lost many citrus trees around Florida. I think they should contact the state of Florida usa for research on what we did to stop the beetles or what is going on with them. https://www.fdacs.gov/ Again. Nice story. It’s best to be a loner. I’ve been that way my entire life except for marriage. But no friends at 66. It’s life. 🙄
Hi, Tim,
Sorry, my English is very bad, so you have to use Google to translate my text below.
Er is geen echt bestrijdingsplan om de kever te stoppen. Spechten zijn natuurlijke vijanden, maar die kunnen het aanbod niet meer aan. Kappen van bomen kan helpen de plaag te isoleren, maar wat wel helpt is een strenge winter. Die hebben wij de laatste decennia echter niet meer.