Van veel van die woorden wordt dus domweg de Engelse versie overgenomen, al dan niet door het betreffende woord te ´vernederlandsen´. Daar zijn wij heel goed in. Daarnaast lijkt het alsof een woord in het Engels veel interessanter klinkt dan zijn Hollandse evenknie. Wij terreinfanaten en moddervreters doen daar net zo hard aan mee: ´offroad´ bekt nu eenmaal beter als ´van de weg af´ en voor ´greenlaning´ is er ook nog geen passend Nederlands woord beschikbaar, voor zover mij bekend. Hadden diezelfde taalpuristen in de tijd van Napoleon geleefd, zouden zij geweten kunnen hebben dat een taal nu eenmaal leeft en dus gewoon invloeden overneemt van buitenaf. Daar doe je niets aan. Nog steeds heet de ziekenauto een ambulance, ga je uitwaaien op de boulevard en is kamer 100 gewoon het toilet.
Boven: Zand, stof, nog meer zand en nog meer stof…
Ontdekkingsreis. Deze taal gerelateerde gedachten dwalen door mijn hoofd wanneer ik op een mooie zonnige vrijdag achter het stuur kruip van m´n door Offroad & Adventures aangepaste Suzuki Jimny. In tegenstelling tot velen rijd ik vaak alleen en op de bonnefooi. Weer zo´n woord. Bonnefooi. Volgens het Etymologisch Woordenboek van het Nederlands komt dat ´bonnefooi´ van het Franse ´de bonne foi´, wat ´ter goeder trouw´ betekent, maar het is ook mogelijk dat de uitdrukking teruggaat op het Franse ´la bonne voie´, wat iets als ´de goede weg´ of iets als ´de goede manier om iets te bereiken’ betekent. Hoe het ook zij met de goede weg of de goede manier, wanneer ik zonder bolletjes en pijltjes rijd, en daarnaast GPS en Google Maps uitgeschakeld zijn, is er alleen de zon waarmee ik aan de hand van haar plaats aan de staalblauwe hemel grofweg mijn route bepaal. Ik heb dan ook geen idee waar ik uiteindelijk uitkom en naderhand kan ik eigenlijk ook niet zeggen welke route ik gereden heb. Er is namelijk geen route. Snel- en provinciale wegen vermijd ik uiteraard, waarmee een netwerk van kleine straatjes, groene lanen en onverharde paden aan mijn voeten ligt.
Voorbereiding en uitrusting. Eerst maar eens de auto aftanken in Oosterwolde. Elke keer weer schrik ik als de tank vol is en mijn bankrekening weer flink leger. Zonder peperduur satansap vertikt de Soes het echter om te rijden en dus is er geen andere keuze dan deze financiële aderlating te accepteren. Dat ik vaak heel spontaan en zonder voorbereiding op pad ga, wil niet zeggen dat ik mijn zaakjes niet op orde heb. Waar ik vroeger mij moest zien te redden met een 2WD Suzuki Ignis op AT-banden en een handlier, beschik ik nu gewoon over 4WD als dat nodig is, een nog glimmende Husar lier verstopt in een Raptor bumper, recoveryboards en graafgereedschap in de vorm van een schep. Daarnaast rekbaar touw, een krachtverdeler en een boomlint van een niet nader te noemen touwenboer in Lelystad, en een eigenbouw luifel die aan drie kanten aan de auto bevestigd kan worden. Last but not least: – jawel – een toilet. In gedachten zie ik elke lezer nu met pretoogjes het woord ´toilet´ nog eens lezen. In een Suzuki Jimny? Past dat dan? Jazeker. Waar voor mannen haast elke boom kan fungeren als openbaar toilet, is dat voor vrouwen namelijk wat lastiger en dan is een noodtoilet erg fijn onderweg. Nu snap je ook waarom ik kattengrit achter in de Soes heb liggen.
Rekening houden met. Veenhuizen, richting Norg. De eerste zandpaden verschijnen. Achter mij een lange sliert van stof die zich langzaam zijwaarts beweegt, hoe traag ik ook rijd. Ik kan niet ontkennen dat ik wat moeite heb met dat stof want daarmee ontstaat overlast voor de mensen die in de buurt wonen. Niet voor het eerst laat ik soms mooie tracks liggen omdat het gewoon té droog is – en het laatste wat ik wil zijn klagende aanwonenden. Nergens zijn nog sporen van bagger te vinden. Wacht even, paardjes. Soes aan de kant, motor uit, raampje open. Een glimlach en korte groet en ik kan weer langzaam verder, zodra de dieren voorbij zijn.
Waarschuwing… Het kombord (plaatsnaambord) van Zuid Laren verschijnt. Verder noordelijk wil ik niet want dan kom ik ergens in Groningen uit, wat voor een eenvoudig mens als ik een hachelijke onderneming wordt. Niet alleen omdat ik niets in steden te zoeken heb, maar ook omdat daar alles wat geasfalteerd is momenteel op de schop gaat. Bij Borger zijn er weer leuke onverharde paden, die, net als overal, ladingen stof veroorzaken wanneer je je werkpaard daar laat rijden. Om een extra dimensie aan het greenlanen toe te voegen zorgen trekkers er voor dat het voelt alsof je op een wasbordweg rijdt. Mocht je een polyester eethoek bezitten, zorg dan dat je Kukident paraat hebt, anders is de kans groot dat je ´m verliest.
Opgelet! Verder naar het zuiden, de grens met Duitsland over. In Emlichheim even de innerlijke mens verzorgen, want ergens diep uit het vooronder, wat ´maag´ heet, klinken geluiden die aangeven dat ook hier wat brandstof in moet. In Duitsland moet je wel oppassen als je het onverharde opzoekt. Er zijn talloze interessante grenspaadjes, al dan niet doodlopend, al moet je heel erg opletten dat er niet ergens een bord staat met ´Zutritt verboten´. Voor je het weet zie je een half overgroeid bordje over het hoofd en sta je bij een boer op het erf, wat mij één keer overkomen is. Nu maakt een kleine Jimny niet zoveel indruk en met een vriendelijk ´Entschuldigung, ich hab´ mich warscheinlich verfahren´ keer ik om, met een complete handgeschreven routebeschrijving van de daar wonende agrariër op zak, om mijn reis te kunnen vervolgen.
Gedoopt! Die routebeschrijving en de zon stuurt mij verder naar Ootmarsum en Hardenberg. Vandaar uit is het de bedoeling om langzamerhand naar huis te rijden, maar bij Hollandse Veld ontdek ik een zwaar overgroeid pad dat de indruk wekt al in geen jaren een auto gezien te hebben. Geen bord te bekennen. Geen flauw idee waar ik uitkom, maar behoedzaam stuur ik de Soes erin. De eerste krassen van takken worden gemaakt, waarmee de nieuwe Jimny zo ongeveer ´gedoopt´ wordt, al ben ik wel zuinig op m´n wagenpark. Krassen vind ik niet zo erg, maar roest en deukjes zijn goede reden om tweejaarlijks de spuiter te bezoeken voor een ´schoonheidsbehandelingetje´. Goed, verder rijden. Hoe beroerd het pad ook is, 4WD heb ik niet nodig om mij langzaam een weg te banen, totdat ik een man op een fiets ontwaar, rechts van mij. Daar loopt dus kennelijk een fietspad en dus is de kans klein dat ik het hele eind achteruit terug hoef. Dat blijkt te kloppen en zonder dat ik een boomzaag nodig heb om overgroeiend takkengeweld uit de weg te ruimen kan ik uiteindelijk richting het noordwesten, naar huis.
Boven: Hoger laat mijn hoogtevrees niet toe…
Onder: Uitzichttoren in Lönsberg. Op de één of andere manier maken ontwerpers van uitzichttorens de vloeren altijd zo dat je naar beneden kunt kijken. Hoogtevrees speelt direct op en verder dan de helft durf ik niet.
Minutieus. Als one-day-overlander alias offroad huismus, heb ik een haat-liefde verhouding met het reizen. Ik ben hoog sensitief en dan staat een nieuwe omgeving per definitie garant voor een flink portie onrust en stress. Om die reden breid ik m´n routes stapje voor stapje uit, net zolang tot ik het gebied ken en zo weer een stapje verder kan. Daar staat tegenover dat ik van een dagje op de bonnefooi solo greenlanen net zo kan genieten als anderen op de Lansard, in Marokko of in Wales.
Onder: Stenen gelegd in concentrische cirkels vormen het monument ter herinnering aan het bekende meisje van Yde dat hier in 1897 is gevonden.
Tekst & fotografie: Kitty Madison.